Nederlandse Statenvertaling

Psalmen 136

Psalmen

Index

Hoofdstuk 137

 

1

Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion.

2

Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.

3

Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons eenvan de liederen Sions;

4

Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land?

5

Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve!

6

Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!

7

HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!

8

O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt.

9

Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal. Psalmen 138



Psalmen 138

 

 

 






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden