Nederlandse Statenvertaling

Psalmen 55

Psalmen

Index

Hoofdstuk 56

 

1

Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.

2

Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.

3

Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!

4

Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.

5

In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?

6

Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.

7

Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.

8

Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!

9

Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?

10

Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.

11

In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.

12

Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?

13

O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden;

14

Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden?



Psalmen 57

 

 

 






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden