Nederlandse Statenvertaling

Psalmen 51

Psalmen

Index

Hoofdstuk 52

 

1

Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester.

2

Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech.

3

Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag.

4

Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog.

5

Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela.

6

Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs.

7

God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela.

8

En de rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen, zeggende:

9

Ziet den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen.

10

Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos.

11

Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten; want hij is goed voor Uw gunstgenoten.



Psalmen 53

 

 

 






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden