Uit Israëls Profetie

I. Opvatting, uitlegging en
inspiratie van de profetie

c. Letterlijke vervulling

INDELING van de PROFETIE.
Dat we bij de Profetie niet aan oosterse inkleding moeten denken, maar ze natuurlijk, d.i. gewoon lezende, moeten opvatten, blijkt uit de reeds vervulde profetie, Deze is vervuld, zoals God ze ons heeft laten neerschrijven. Het is daarom pure menselijke filosofie om van de onvervulde delen te spreken als van "de fantastische beelden van de profetenstijl", zoals Calvyn doet. Als we er geen staat op kunnen maken, dat de profetie letterlijk vervuld wordt aan de groepen, waarover ze uitgesproken wordt, dan kunnen we evenmin staat er op maken, dat de beloften, die God óns geeft, vervuld zullen worden.

We willen thans een en ander, uit de onvervulde profetie nagaan. Vooraf geven we een hoofdindeling van het profetische Woord. Daarin vinden we:

  1. Profetie over Israël.
  2. Profetie over afzonderlijke personen en gebeurtenissen.
  3. Profetie over Christus Zelf.
  4. Profetie van Christus Zelf.
  5. Profetie met tijdsbepalingen.
  6. Profetie over de Volken.
  7. Profetie over de toekomst.

Een scherpe scheidslijn is niet overal te trekken; het betreft hier dan ook meer een onderscheiding dan een systematische indeling. In enkele grepen willen we een en ander overzien. We laten hierbij de profetie over Israël onbesproken, daar we daarover in de volgende hoofdstukken gaan handelen.

Vervulde profetie.

1. Profetie over afzonderlijke personen of gebeurtenissen

  • Gods oordeel over het huis van Eli. 1 Sam. 2:31-36 is vervuld over dat huis en over geen ander. Als beeldspraak vinden we: "Ik zal uw arm afhouwen en den arm van uws vaders huis". De betekenis daarvan is: Er zal geen oud man in uw huis wezen. Al komt er beeldspraak voor in dit oordeel, daarom gaat dat oordeel niet op een ander huis over of wordt het een geestelijk oordeel over een geestelijk priesterdom.

  • Gods oordeel over Salomo wordt vervuld, 1 Kon. 11:11, 12. Beeldspaak is: "Ik zal het koninkrijk van u scheuren". Werkelijkheid is: Ik zal het aan uw knecht geven, zie 1 Kon. 12:16, 19, 20.

  • Gods oordeel over het altaar Bethel is letterlijk vervuld, 1 Kon. 13:2. 350 jaar later offerde Josia op dat altaar de beenderen van de priesters, zie 2 Kon. 23:15-20. Zie voorts: 1 Kon. 13:22 en 24; 14:5 en 6: 14:13; 11:36 en 15:4; 14:10 en 15:29, 16:4 en 12.

  • Gods oordeel over de herbouwer van Jericho, voorzegd in Joz. 6:26, is letterlijk vervuld, 1 Kon. 16:34. Hiël, de man, die op Achabs bevel Jericho herbouwd heeft, heeft letterlijk op zijn eerstgeboren zoon het fundament gelegd. Opgravingen hebben aangetoond, dat het de gewoonte van de heidenen was, mensen levend in te metselen of te begraven onder grote bouwwerken om de goden goedgunstig te stemmen. Op zijn jongste zoon heeft hij de poort gesteld, d. i, onder de drempel er van werd deze zoon ingemetseld.

  • Elia's oordelen werden letterlijk vervuld, 1 Kon. 17:1, 7. Zijn woord over de weduwe in Sarepta kwam uit, zoals hij voorzei, 1 Kon. 17:14, 16. Zo ook zijn voorzegging, dat de Here regen zou geven, 1 Kon. 18:1, 45.

Men ga zelf na:
1 Kon 20:13 en 19, 20
1 Kon 20:36a en 36b.
1 Kon, 21:19b en 22:38.
1 Kon 21:21, 22 en 2 Kon. 10:11
2 Kon. 7:1 en 18.
2 Kon. 7:2 en 17-20.
2 Kon. 10:30 en 15:12.

Al die voorzeggingen kwamen letterlijk over de betrokken personen.

2. Profetie over Christus Zelf.

  • Christus zou het zaad der vrouw zijn, Gen. 3:15. Hij is geworden uit een vrouw, Gal. 4:4.

  • Hij zou uit Juda voortkomen, Gen. 49:8-10. Het is openbaar, dat onze Here uit Juda is, Hebr. 7:14. Hij is de Leeuw uit Juda's stam, Op. 5:5.

  • Hij zou het zaad van David zijn, Jer. 23:5. Paulus bevestigt dat, 2 Tim, 2:8.

  • Hij zou geboren worden uit een maagd, Jes. 7:14, wat Mattheus zegt vervuld te zijn in Maria, Mt. 1:22, 23 en Lukas mede bevestigt, 1:27.

  • Hij zou Immanuël heten, Jes. 7:14. De engel zegt tot Jozef de Zoon, die Maria baren zou, aldus te noemen, Mt. 1:23. Hij zou uit Bethlehem voortkomen, Mich. 5:1. Mattheus ziet dit vervuld; 2:5, 6.

  • Hij zou uit Egypte geroepen worden, Hos. 11:1. Dit blijkt niet te zijn een "geestelijk" Egypte, maar het letterlijke Egypte, waarheen Jozef vluchtte, Mt. 2:13-15.

  • Zijn voorloper was de stem des roependen in de woestijn, Jes. 40:3, In geen "geestelijke" woestijn, maar in een letterlijke, Mt. 3:3, Joh. 1:23.

  • Op Hem zou de Geest des Heren rusten, Jes. 11:2. Dit rusten is figuurlijke taal, beeldspraak. Maar dit sluit niet in, dat de Geest op een ander dan Christus zou rusten. Hij bleef op Hem, Lk. 4:1, Mt. 3:16.

  • Zijn intocht zou zijn te Jeruzalem, Zach. 9:9, Dat is niet de "Kerk", maar het letterlijke Jeruzalem geweest, Mt. 21:19.

Zie voorts: Ps. 69:10 en Joh. 2:17. Jes. 53:4 en Mt. 8:17, Jes. 9:5 en Lk. 1:35, Rom. 9:5.

3. Voorzeggingen van Christus Zelf.
Ook Christus eigen voorzeggingen zijn letterlijk vervuld. Hij voorspelt Zijn lijden en sterven, Mt. 16:21; 17:20; Mk. 8:31-33; 9:31, 32; 10:32, 45; Lk. 9:22; 18:33; 24:7; Joh, 10:18; 15:13 al welke uitspraken letterlijk en niet geestelijk vervuld zijn. Hij voorspelt, dat Hij verraden zou worden, Joh. 6:70; 13:21. Hij voorzegt Zijn opstanding, Mt. 17:23; 20:19; 26:32 e.a. Moet men nu in een geestelijke opstanding geloven? Hier begint voor de Modernen de vergeestelijking in zake Zijn profetie. Zijn dood heeft wel letterlijk zo plaats gehad, zal men nog willen toegeven, maar dat Hij op de derde dag letterlijk is opgestaan, dat gelooft men niet. Men neemt van Mt. 16:21 het eerste deel letterlijk, maar, het laatste deel: "en ten derde dage opgewekt worden" niet. Doen zij, die de andere profetieën symbolisch opvatten, niet evenzo? En is dit in wezen geen ongeloof, twijfelen aan Gods almacht?

Christus heeft ook Zijn hemelvaart voorspeld, Luk, 22:69; Joh. 6:62; 7:33; 8:21: 14:28; 16:5; 20:17. Heeft die ook niet letterlijk plaats gehad? Of moeten we hier denken aan geestelijke hemelvaart?

Hij voorzegt ook Zijn wederkomst, Mt. 16:27; 24:30; 25:31; 26:64; Mk. 8:38; 13:26; 14:62; Lk: 21:27; Joh, 14:3, Zal die niet letterlijk zijn? Is het dus niet waar, wat de engelen zeiden: "Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo wederkomen, gelijk gij Hem, naar den hemel hebt zien henenvaren". Zal Christus, onzichtbaar wederkomen? Zo ja, laat ons dan ook zeggen, dat Hij niet letterlijk heeft geleden en is gestorven. Waarom het één letterlijk en het ander geestelijk? Wie het één letterlijk neemt, moet het 't andere in hetzelfde verband ook doen.

Nemen we ook nog Christus' voorspelling over de verwoesting van Jeruzalem. We vinden die in Lk. 21:20-25: "Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heerlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij is. Alsdan, die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen en die in deszelfs midden zijn, dat zij uittrekken en die in de velden zijn, dat zij in hetzelfve niet komen. Want deze zijn de dagen der wrake, opdat alles vervuld worde, wat geschreven is. Doch wee de bevruchte en zogende vrouwen in die dagen, want daar zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk. En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken en Jeruzalem zal van de Heidenen vertreden worden, totdat de tijden der Heidenen vervuld zullen zijn."

Wij vragen, of dit geestelijk vervuld is. Zijn er geestelijke heerlegers (dus engelen) gekomen om het geestelijk Jeruzalem de "Kerk" te omsingelen? Of heeft in het jaar 70 na Christus letterlijk plaats gevonden, wat de Here hier vermeldt? En als dit zo is, is dit dan, op grond van 's Heren woord zelf, geen aanwijzing, om het andere ook letterlijk op te vatten? De Here zegt niet: Opdat vervuld worde, wat Ik thans spreek, maar: opdat vervuld worde, wat. geschreven is. Jeruzalems ondergang moet dus meewerken om de onvervulde profetie in vervulling te doen gaan. Hoe dit kan? Eenvoudig hierom, omdat Israëls verharding voorzegd was. Jes. 6 spreekt er van. Jesaja vraagt hoe lang die verharding zal duren. Totdat de steden verwoest worden, dat er geen inwoner, zij, en de huizen, dat er geen mens zij en het land met verwoesting verstoord worde, Jes. 6:11. Dit is een van de uitspraken, waarop de Here het oog heeft, als Hij zegt: opdat alles vervuld worde wat geschreven is.

Lk. 21 is dus letterlijk vervuld. Is dat geen aanwijzing, om wat de profeten verder van Jeruzalem zeggen ook letterlijk op Israëls hoofdstad toe te passen? En moeten we, waar het grootste deel van deze verzen letterlijk vervuld is over Jeruzalem nu ook niet een letterlijke vervulling tegemoet zien van het laatste deel: totdat de tijden der Heidenen vervuld zullen zijn? Tot zolang zal de stad Jeruzalem vertreden worden door de Heidenen, d.i. Volken, ("Christen" volken niet buitengesloten). Het "totdat" is de tijdgrens.

De slotsom van een en ander uit het bovenstaande is, dat Christus' vervulde voorzeggingen letterlijk vervuld zijn, niet symbolisch, d.i. oneigenlijk, "geestelijk". De onvervulde zullen dan, als in Zijn mond de waarheid is, ook letterlijk vervuld worden en wel over hen, over wie deze woorden voorzegd zijn, d.i. over Israël. De Here Zelf spreekt van een vervulling van het geschrevene. Even zeker nu als Zijn toen gesproken woorden letterlijk vervuld zijn, even zeker zal het door Hem bedoelde geschrevene, d.i. Israëls O.T. profetie voor zover onvervuld, letterlijk vervuld worden.

4. Profetie met tijdsbepaling.
De Schrift geeft ook profetie met tijdsbepalingen: De vervulde delen er van zijn nauwkeurig letterlijk vervuld. Waarom zouden de onvervulde het ook niet worden?

  • In Gen. 7:4 zegt de Here, dat Hij het over 7 dagen zal doen regenen. Volgens vs. 14 had dat ook plaats na die 7 dagen.

  • De stortvloed zou 40 dagen duren, Gen. 7:4b. Aldus geschiedde, zie vs. 12.

  • In Egypte zou 7 jaar overvloed zijn, Gen. 41:29, daarna 7 jaar honger. 41:30. Zie voor de vervulling Gen. 41:53, 54.

  • Israël zou 40 jaar in de woestijn zwerven, Num. 14:34. Aldus geschiedde, zie Ps. 95:10; Hebr. 3:17. Jericho zou op de 7de dag vallen, Joz. 6:4, 5; 15, 16.

  • Elia's gebed is letterlijk verhoord, zie 1 Kon. 17:1 en. Jak. 5:17.

  • Eliza, voorspelde een hongersnood van 7 jaar, 1 Kon. 8:1. Die duurde zolang, vs. 2.

  • Hiskia zou nog 15 jaar leven, Jes. 38:5. Zo zal geschieden.

  • Israël zou 70 jaar in Babel zijn, Jer. 29:10. Daniël zag het einde, Dan. 9:2.

Uit een en ander blijkt, dat er ook in 't geheel geen aanleiding is, de getallen in de H.S. te symboliseren, ook niet die van De Openbaring. De eenvoudigste uitlegging, d.i. de letterlijke opvatting,is ook hier de beste.

5. Letterlijk vervulde profetieën in de Profeten.
Een deel van de O.T. profetie wordt ingenomen door voorzeggingen over de volken, die Israël omringden. Ook hierin is veel, dat een voor- en eindvervulling heeft. Toch zijn er profetieën, die reeds vervuld zijn en wel zoals ze zijn neergeschreven. Aan: "Wonderen der profetie van J. Urquhart" ontlenen we een en ander voor het volgende.

TYRUS
In Ezechiel 26 wordt ons Tyrus' verwoesting beschreven. Laat ons nagaan, of we hier aan oosterse inkleding, dus oneigenlijke voorstelling, moeten denken of niet.

Ez. 26:3-5 "... alzo zegt de Here Here: Zie Ik wil aan u, o Tyrus, en Ik zal vele Heidenen (Volken) tegen u doen opkomen. Die zullen de muren van Tyrus verderven en haar torens afbreken, ja Ik zal haar stof van haar wegvagen en zal ze tot een gladde rots maken. Zij zal in het midden der zee zijn tot uitspreiding der netten, want Ik heb het gesproken, spreekt de Here Here en zij zal den Heidenen ten roof worden".

Men leze verder vs. 6-21. In vs. 7-11 wordt ons een duidelijke schets gegeven van de belegering door Nebukadnezar. Deze had veel — moeite om de stad in te nemen. De machtige vloot van Tyrus verhinderde de volkomen insluiting van de stad. Eerst na 13 jaar gelukte het aan Babels koning de stad te veroveren. Tyrus werd nu verwoest, muren en torens afgebroken, het gedeun van de liederen hield op en het geklank van de harpen werd niet meer gehoord, vs. 4, 13. Dit deel van de profetie was dus vervuld, maar de gehele profetie nog niet. Niet vervuld was: het wegvagen van het stof, het werpen van stenen en hout en stof in het midden van de wateren, vs. 4b, 12. Dit laatste zou men voor oosterse inkleding kunnen houden, voor overdreven Joods voorstelling.

Laat ons evenwel nader zien. Voor de val van de oude stad hadden vele Tyriërs de wijk genomen naar een eilandje, dat een kleine kilometer van de kust af lag. Daarheen brachten zij ook het grootste gedeelte van hun schatten over. Na de verwoesting bouwden zij op het eilandje een nieuwe stad. Op muren konden zij niet meer vertrouwen, zij hadden ervaren: "en hij (Nebukadnezar) zal muurbrekers tegen uw muren stellen en uw torens met zijn zwaarden afbreken", vs. 9. De zee zou nu hun bolwerk zijn, op het eilandje waanden zij zich veilig; hun nieuwe stad leek hun onneembaar.

Nebukadnezar's tijden gingen voorbij. Tyrus lag nog als ruïne daar. Ezechiels profetie scheen overdreven oosterse ontboezeming. Wat gebeurde er evenwel? Alexander de Grote verscheen. Hij trok uit om de wereld te veroveren. De Tyrische gezanten haastten zich, om hem te ontmoeten. Zij werden gunstig ontvangen en het scheen, alsof het dreigend gevaar afgewend zou worden. Dan — op het onverwachts — uitte Alexander de wens in hun stad te aanbidden. De gezanten wisten wat dit te betekenen had. Alexander zou niet alleen hun stad binnentrekken, maar er als heerser blijven. De Tyriërs besloten hun eilandstad te verdedigen.

Alexanders leger naderde en zag een 900 M. van zich de sterke stad liggen. Hoe die in te nemen? Alexanders plan was spoedig gevormd. Hij besloot een sterke stenen dam aan te leggen van de kust naar het eiland om daarover zijn troepen ten aanval te doen oprukken. Nu werd het woord van Ezechiël ten volle letterlijk vervuld. De muren en torens, de ruïnes van huizen en tempels en paleizen van de oude op het vasteland liggende stad werden verder afgebroken en stenen en hout benut om de dam aan te leggen. "Uw stenen en hout en uw stof zullen zij in het midden van de wateren werpen," zegt vs. 12. Zo groot was de behoefte aan materiaal, dat zelfs het stof, het fijne puin en gruis enz. werd samengeveegd en in de zee werd geworpen. Alles kon dienen. "Ja, Ik zal haar stof van haar wegvagen en ze tot een gladde rots maken," vs. 4.

Men lette op de wending in vs. 12. In vs. 11 is er sprake van "hij", d.i. Nebukadnezar, in vs. 12 wordt dit "zij". Hierin ligt opgesloten, dat er meer dan één geweldige heerser zou dienen om Gods Woord geheel te vervullen, En Nebukadnezar èn Alexander kwamen op. De Here zegt dan ook in vs. 3: "Ik zal vele Heidenen tegen u doen opkomen." Wat Nebukadnezar ten dele vervulde, heeft Alexander tot algehele verdere vervulling gebracht. De Here laat daar ruimte voor door niet te spreken van "hij", maar van "zij", een bewijs voor de inspiratie van de Schrift. God zegt precies, wat Hij meent. We hebben hier te doen met een letterlijk vervulde profetie, waarvan de vervulling wel niet in eens heeft plaats gehad, maar toch plaats vond over de stad, waarover de voorzegging geschiedde. God zei Tyrus en bedoelde Tyrus en volvoerde het aan Tyrus.

We wijzen ten slotte nog op de woorden: "Gij zult niet meer gebouwd worden," vs. 14, zo zult gij niet meer gevonden worden, vs. 21. Nimmer is het oude Tyrus herbouwd, de plek is tot op heden zelfs zonder aardhoop en kan alleen nog bepaald worden door aantekeningen van oude schrijvers. Tyrus is tot een gladde steenrots geworden, vs. 14 "tot uitspreiding van de netten", het wordt niet weer gevonden, tot in eeuwigheid, vs. 21, d.i. de hele toekomende eeuw door.

Sprak Ezechiël in oosterse inkleding? Werd zijn woord over een andere stad of over een "wereldsysteem" vervuld? Sprak hij in zinnebeeldige taal? De lezer oordeele zelf na de feiten, die hij nu weet en vrage zich af, of, waar Ezechiël zo precies de dingen voorzei in het één, we in het ander hem niet letterlijk moeten nemen. Hij leze vooraf ook nog het volgende over Sidon.

SIDON
Dicht bij Tyrus lag Sidon. Ook tegen deze stad had Ezechiël wat te betuigen. Dat vinden we in hfdst. 28:

"Wijders geschiedde des Heren woord tot mij zeggende: Mensenkind, zet uw aangezicht tegen Sidon en profeteer tegen haar en zeg: Alzo zegt de Here: Zie Ik wil aan u, Sidon, en zal in het midden van u verheerlijkt worden en zij zullen weten, dat Ik de Here ben, als Ik gerichten in haar zal hebben geoefend en in haar geheiligd zal zijn. Want Ik zal de pestilentie in haar zenden en bloed in haar straten en de verslagenen zullen vallen in het midden van haar door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom, en zij zullen weten, dat Ik de Here ben,"

Wat wordt er van Sidon voorzegd? Geen oordeel van verwoesting. Toen Tyrus verwoest lag, bestond Sidon nog. Het kwam in opstand tegen een Perzisch vorst en verdedigde zicn dapper, Door verraad moest het eindelijk het onderspit delven. 40.000 inwoners burgers besloten liever te sterven dan zich over te geven. Zij sloten zich op met vrouw en kinderen, staken hun woningen in brand en kwamen in de vlammen om. Ook in later tijd werd Sidon telkens ingenomen en geplunderd en tot zelfs in de 19e eeuw vielen de verslagenen op zijn straten. Is Gods woord ook hier letterlijk bewaarheid?

Tot besluit: Men lette er op, dat de Here spreekt. 't Is door de mond van Ezechiël, maar 't is Zijn woord. Te twijfelen aan de letterlijke vervulling, is niet de profeet van oosterse inkleding beschuldigen, maar God tot een Misleider maken. De profeten spraken niet hun woord, maar het Zijne, gaven niet hun gedachten, maar de Zijne.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden